De school kent een veiligheidsplan voor calamiteiten. De leerling ontvangt hieromtrent instructies. Over de veiligheid van de werkomstandigheden waarin de leerling op school verkeert, zijn door de overheid duidelijke voorschriften opgesteld. Zowel docenten als leerlingen zijn gehouden deze voorschriften in acht te nemen. In het onverhoopte geval van een calamiteit is er een ontruimingsplan. In elk lokaal hangt een ontruimingsinstructie, met daarop aangegeven de vluchtweg(en) en verzamelplaatsen. De aanwijzingen van docenten en BHV’ers moeten altijd direct worden opgevolgd.
Voor veiligheid in specifieke lessituaties wordt verwezen naar Regels en afspraken. Als een leerling zich onveilig voelt, kan hij naar zijn mentor stappen; dat geldt vanzelfsprekend ook voor ouders. Voorts kent Groenewald een aantal vertrouwenspersonen (zie Sociale Veiligheid); ouders en ook docenten kunnen hen raadplegen.
Bij bepaalde lessen gelden extra regels die tot doel hebben de veiligheid te garanderen. De leerling dient altijd de veiligheidsinstructies van de docent op te volgen.
Uit veiligheidsoogpunt moeten leerlingen bij bepaalde vakken beschermende kleding dragen (deze wordt van schoolwege verstrekt):
- bij scheikundepractica moet een laboratoriumjas worden gedragen;
- bij zorg en welzijn moet bij bepaalde handelingen een schort worden gedragen.
Bij enkele vakken worden aanvullende veiligheidsmiddelen gebruikt en zijn aanvullende veiligheidsmaatregelen van toepassing:
- bij scheikundepractica en bij het werken met bepaalde machines bij techniek en beeldend vormen (ook ckv, kubv e.d.) moet een veiligheidsbril worden gedragen.
- bij scheikundepractica, het werken met bepaalde machines bij techniek en beeldend vormen (ook ckv, kubv e.d.) en bij de afdeling zorg en welzijn (uit hygiënisch oogpunt) is lang loshangend haar verboden.
- Bij natuurkundepractica kan gewerkt worden met bril en (stof)jas indien de aard van het practicum dit wenst.